Nader Verklaard - Hoge- en lagedrukgebieden, koufronten en warmtefronten

Hogedrukgebieden
Hogedrukgebieden zijn luchtmassa's waarin grootschalig dalende luchtbewegingen plaatsvinden. Hierdoor onstaat aan het aardoppervlak een hogere luchtdruk, dan die van de omgeving. Het punt met de hoogste luchtdruk wordt de kern of centrum van het hogedrukgebied genoemd.
In het hogedrukgebied heerst een anticyclonale beweging (een circulatie op het noordelijk halfrond rondom de kern met de wijzers van de klok mee). In de onderste lagen treft men uitstroming aan van lucht, in de bovenste lagen wordt er juist lucht vanuit de omgeving aangezogen. Het gevolg is dat de lucht in de kern naar beneden gaat. Dit veroorzaakt verwarming van de lucht en oplossing van de eventueel aanwezige wolken. Dit verklaart het mooie weertype dat vaak voorkomt in een hogedrukgebied.
In de winter vindt men in de onderste niveaus vaak een koude en vochtige luchtlaag, die aan de bovenkant sterk wordt verwarmd waardoor er een scherpe inversie onstaat. Deze warme laag ligt als een deksel bovenop de koude lucht, de koude lucht kan geen kant meer op, zodat dat grijze weerbeeld lange tijd kan aanhouden.
Wanneer hogedrukgebieden zich boven een bepaald gebied nestelen blokkeren ze de algemene stromingen en daarom worden ze blokkerende hogedrukgebieden genoemd.

Lagedrukgebieden
We spreken van een lagedrukgebied of depressie waar de luchtdruk lager is dan in de omgeving. Een depressie kan op de weerkaart worden voorgesteld door een aantal gesloten isobaren rond het punt met de laagste luchtdruk (centrum of kern). In de onderste lagen stroomt de lucht spiraalvormig naar het gebied met de laagste luchtdruk. Dit instromen gaat op het noordelijk halfrond tegen de wijzer van klok in. In de kern van de depressie stroomt de lucht naar boven toe, hierdoor koelt de lucht af, worden wolken gevormd en gaat er neerslag vallen. In de bovenste luchtlagen boven het centrum van de depressie stroomt de lucht van het lagedrukgebied weg. Dit proces is omgekeerd vergeleken met dat van een hogedrukgebied.

Rondom een depressie stromen allerlei verschillende luchtsoorten. Gewoonlijk stroomt ten zuidoosten van de depressiekern warme lucht binnen, de warme sector. De oostelijke begrenzing noemen we een warmtefront, de westelijke begrenzing heet koufront, want ten westen ligt vaak de koudere lucht. Aangezien verschillende luchtsoorten moeilijk met elkaar mengen ontstaan fronten.
Behalve rond het centrum van de depressie valt de neerslag vooral in de buurt van het warmtefront en het koufront.
De neerslag in de buurt van het warmtefront wordt gevormd door dat warme lucht over de koudere lucht voor het warmtefront zelf opglijdt. Dit veroorzaakt gelaagde bewolking en motregen.
De neerslagduur in de buurt van het koufront is vaak korter, maar kan vele malen intensiever zijn. De neerslag is buiiger van karakter. Ook kan er op het koufront onweer voorkomen. De koude lucht duwt zich onder de warme lucht en hierdoor wordt de warme lucht opgetild. Dit veroorzaakt de buien rondom het koufront.


Bent u hier terechtgekomen zonder frames? Klik dan hier om naar de frames-versie te gaan!