Nader Verklaard: Jaargetijden, Seizoenen
De baan van de zon verandert met het jaargetijde. 's Winters komt de zon op gemiddelde breedten ten zuiden van het oosten op en gaat onder ten zuiden van het westen; de dagen zijn kort. 's Zomers komt de zon op gemiddelde breedten ten noorden van het oosten op en gaat onder ten noorden van het westen; de dagen zijn lang en de zon bereikt een hoge stand aan de hemel. De reden voor deze seizoenverschillen is gelegen in de helling van de aardas ook wel de helling van de ekliptika genoemd. Tijdens het zomersolstitium (solstitium is Latijns voor 'zon sta stil'), dat omstreeks 21 juni plaatsvindt, staat de zon precies recht boven het hoofd (in het zenith) op een breedte van 23,5 graden noord, dit is de Kreeftskeerkring. De zon bevindt zich op dat tijdstip zover mogelijk noordelijk op zijn jaarlijkse trektocht en staat even stil op eerdergenoemd punt. De nachten zijn rond 21 juni het kortst en de dagen het langst. Overal ten noorden van 66,5 graden noord blijft de zon het gehele etmaal schijnen, dit staat bekend als middernachtszon. Op het zuidelijk halfrond is dat net andersom, overal ten zuiden van 66,5 graden zuid blijft de zon het gehele etmaal onder, dus daar blijft het donker. Het is zomer op het noorderlijk halfrond en winter op het zuidelijk halfrond. Na 21 juni begint de zon weer op zijn 'tocht' naar het zuiden. Rond 21 december bereikt de zon het meest zuidelijke punt boven het zuidelijk halfrond op 23,5 graden zuid, dit is de Steenbokskeerkring. Op het noordelijk halfrond zijn dan de nachten het langst en duren de dagen het kortst. Overal boven 66,5 graden noord ziet men gedurende een etmaal geen zon. Rond de zuidelijke poolgebieden hebben ze nu te maken met de middernachtszon. Het is nu winter op het noordelijk halfrond en zomer op het zuidelijk halfrond.
|